Wethouder, let op uw woorden!

Het vertrouwensbeginsel is de laatste twee jaar volop in ontwikkeling. Wethouders en ambtenaren moeten sindsdien steeds beter op hun woorden letten want een toezegging van een ambtenaar of bestuurder kan het college in bepaalde gevallen binden.

Uit een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 12 augustus 2021 blijkt ook weer dat een wethouder een toezegging heeft gedaan die het college bindt. In deze zaak had eiser een planschadeverzoek ingediend. In het verzoek heeft hij aangegeven schade te hebben geleden door de inwerkintreding van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de realisering van een asielzoekerscentrum naast het perceel van eiser. Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en geeft aan dat hem door de toenmalige wethouder is toegezegd dat hij in aanmerking komt voor een uitkering van een bedrag aan planschade. De wethouder zou het volgende gezegd hebben:

“Dit plan kun je niet tegenhouden, niemand wil een AZC in zijn achtertuin, maar ergens moet het komen. Maar u komt in aanmerking voor planschade, dat zal in dit geval een aanzienlijk bedrag zijn. De hoogte van het bedrag maakt de gemeente verder ook niet uit, een dergelijke vergoeding wordt door het COA vergoed. Dat is het enige wat we voor u kunnen doen.”

Eiser heeft deze verklaring onder ede bevestigd.

Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 volgt dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. Dat doet de rechtbank in deze zaak ook.

  1. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. De rechtbank oordeelt dat de uitlating van de voormalige wethouder betrekking heeft op een tegemoetkoming in planschade.
  2. De tweede stap is de vraag of de uitlating aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. De rechtbank oordeelt dat de voormalige wethouder de portefeuille Ruimtelijke ordening en Volkshuisvesting had en betrokken zal zijn geweest bij de toekenning van planschadetegemoetkomingen. De uitlating kan worden toegerekend aan het college.
  3. De derde stap houdt in dat de betrokken belangen moeten worden afgewogen. Het college heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college alsnog een belangenafweging moet maken.

Het beroep van eiser is gegrond. Dat betekent dat het college een nieuw besluit moet nemen waarbij de belangen van eiser moeten worden afgewogen. Of eiser ook daadwerkelijk een tegemoetkoming in de planschade krijgt weten we nog niet.

Deze uitspraak van de rechtbank geeft in ieder geval wel aan dat een wethouder erg goed op moet letten op wat hij zegt, omdat er een reƫle kans bestaat dat die toezegging moet worden nagekomen. Heeft u hier vragen over? Neem dan contact met mij op!

 

8 oktober 2021

Algemene voorwaarden

Kantoorklachtenregeling

Privacy Statement