Beroep op vertrouwensbeginsel slaagt niet

In deze zaak ging appellant er ten onrechte vanuit dat niet handhavend kon worden opgetreden tegen de illegale bewoning van de loods, omdat er in een eerder controlerapport niets over de bewoning was opgemerkt.

 

Wat speelde er?
In deze zaak exploiteerde de eigenaar van het perceel (hierna: “appellant”) tot ongeveer 2011 een konijnenhouderij. Op het perceel staat een loods, waarvan een deel is ingericht als woning. Het college heeft op 19 november 2022 een last onder dwangsom opgelegd, nu er in strijd met het bestemmingsplan wordt gewoond in de loods.[1]

 

Standpunt appellant
Appellant is van mening dat er in dit geval sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor van handhaving dient te worden afgezien. Appellant betoogt namelijk dat het college al heel wat jaren op de hoogte was van de woonruimte in de loods en er nooit iets over zou hebben gezegd. Appellant beroept zich daarmee op het vertrouwensbeginsel.

Appellant verwijst daarbij naar een brief van het college waarin staat dat het bedrijf van appellant naar aanleiding van een milieucontrole grotendeels voldoet aan de milieuvoorschriften. Appellant attendeert de rechter erop dat in dat controlerapport met geen enkel woord wordt ingegaan op de bewoning van de loods, terwijl op de foto’s in het rapport duidelijk te zien is dat de woning bewoond werd. Dit kan volgens appellant worden aangemerkt als een toezegging dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij niet in strijd met het bestemmingsplan de woonruimte in de loods bewoonde.

 

Oordeel Afdeling
Om te beginnen is de Afdeling het met de rechtbank eens dat een dergelijke bijzondere omstandigheid om af te zien van handhaving zich hier niet voordoet. Dat het college lange tijd niet tegen het strijdige gebruik van de loods als woning is opgetreden, leidt niet tot het oordeel dat niet meer handhavend kon worden opgetreden.

De Afdeling oordeelt dat het controlerapport niet kan worden aangemerkt als een (impliciet) standpunt over de bewoning van de loods, laat staan een toezegging, dat niet handhavend tegen de reguliere bewoning door appellant zou worden opgetreden. Dit rapport en de daarvoor nodige controles waren gericht op de milieuactiviteiten van het bedrijf en niet op de bewoning.

 

Gevolgen uitspraak
De leer die uit deze uitspraak van de Afdeling gehaald kan worden, is dat overtreders zich niet zomaar op het vertrouwensbeginsel kunnen beroepen omdat bij een eerdere controle een overtreding niet is opgemerkt. Dat geldt temeer als die controle op een ander aspect is gericht, zoals in deze zaak. Het is onredelijk om een dergelijke controle als een algehele keuring te zien waaruit toezeggingen kunnen worden ontleend. Een controlerapport biedt geen volledig uitsluitsel over wel of niet rechtmatig gebruik.

 

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
Noemenswaardig is dat sinds 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking is getreden. Toch is in deze zaak getoetst aan het ‘oude’ recht. Dat komt door het overgangsrecht. Nu het besluit waar het in deze zaak over gaat dateert van 19 november 2020, wordt het recht zoals dat gold voor 1 januari 2024 toegepast.[2]

 

Conclusie
Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet vaak. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Bent u benieuwd of er in uw geval sprake is van gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen? Wij denken graag met u mee!

 

Geschreven door Amy van Eijk
6 februari 2024

 

 

[1] ABRvS 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:117
[2] Artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet

Algemene voorwaarden

Kantoorklachtenregeling

Privacy Statement