Afschot knobbelzwanen in provincie Utrecht mag niet starten

Op 30 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2020:5183) geoordeeld dat de provincie Utrecht nog geen knobbelzwanen mag laten afschieten ter voorkoming van landbouwschade.

 

Wat was er aan de hand?
In de provincie Utrecht ontstaat regelmatig schade aan landbouwgewassen door begrazing door knobbelzwanen. De knobbelzwaan is een beschermde vogelsoort. Het doden van knobbelzwanen is verboden op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). De faunabeheereenheid heeft bij de provincie Utrecht een ontheffing gevraagd om knobbelzwanen in de provincie te mogen afschieten. De provincie heeft deze ontheffing verleend, wat betekent dat de knobbelzwanen in de periode van 1 december 2020 tot en met 14 juni 2021 mogen worden afgeschoten.

Dierenrechtenorganisaties hebben bezwaar gemaakt tegen de ontheffing. Zij zijn van oordeel dat niet duidelijk is onderbouwd dat de knobbelzwanen daadwerkelijk zóveel schade veroorzaken, dat deze moeten worden afgeschoten. Ook zijn zij van oordeel dat de knobbelzwanen vaak in gemengde groepen voorkomen en dat het voor jagers moeilijk is om de kleine zwaan en de wilde zwaan te onderscheiden van de knobbelzwaan. Door de verwarring die zo kan ontstaan, zullen jagers ook op gemengde groepen schieten.

Hangende de bezwaarprocedure hebben de dierenrechtenorganisaties een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de ontheffing op te laten schorten totdat op hun bezwaarschrift is beslist.

 

Het oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is het eens met de dierenrechtenorganisaties en vindt dat er onvoldoende inzicht is gegeven in de schadehistorie in de provincie. De provincie heeft onvoldoende onderbouwd dat het echt nodig is om knobbelzwanen af te schieten. Het belang om landbouwschade in de komende wintermaanden te voorkomen is daarvoor onvoldoende, aldus de voorzieningenrechter. De ontheffing wordt zodoende geschorst totdat de provincie een beslissing op de bezwaarschriften heeft genomen.

Voor wat betreft de kleine en de wilde zwaan oordeelt de voorzieningenrechter dat het vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat de diersoorten waarvoor de ontheffing is aangevraagd, bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Het bevoegd gezag moet op basis van de aanvraag besluiten. De diersoorten waarvoor geen ontheffing is gevraagd, blijven in de bezwaarfase, in beroep of in hoger beroep buiten beschouwing. In dit geval is de door de faunabeheereenheid gevraagde ontheffing beperkt tot de knobbelzwaan. De provincie hoeft dus niet te kijken naar de gevolgen van de ontheffing voor de kleine en de wilde zwaan.

 

Les voor de praktijk
Voor de verlening van een ontheffing voor het doden van beschermde diersoorten moet dus heel goed worden onderbouwd waarom de verlening van die ontheffing noodzakelijk is. Het belang om landbouwschade te voorkomen, is daarvoor onvoldoende.

Ook blijkt uit deze uitspraak nog eens dat de diersoorten waarvoor de ontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Het bevoegd gezag moet op basis van de aanvraag besluiten en de diersoorten waarvoor geen ontheffing is gevraagd, staan niet ter beoordeling in de bezwaarfase, in beroep of in hoger beroep.

 

8 januari 2021

Algemene voorwaarden

Kantoorklachtenregeling

Privacy Statement