Ontwikkeling overtredersbegrip: verhuurder minder snel aangemerkt als overtreder

Tot op heden werd er in het bestuursrecht en strafrecht anders gedacht over het overtredersbegrip. Op 31 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) in twee van haar uitspraken [1] het begrip ‘overtreder’ overeenstemmend met strafrechtelijke criteria uitgelegd. Wat zijn hiervan de gevolgen voor verhuurders die een bestuurlijke boete opgelegd hebben gekregen omdat een huurder illegale handelingen verricht?

 

Overtredersbegrip vóór 31 mei 2023
Voorheen oordeelde de Afdeling dat van de eigenaar van het pand mag worden verwacht dat hij zich op zekere hoogte informeert over het gebruik van de huurder, en belangrijker, dat de eigenaar daarbij aannemelijk moet maken dat hij niets wist over het illegale gebruik en tevens niet beter kon weten.[2] In het strafrecht werkt dit precies andersom: de eigenaar of verhuurder wordt als onschuldig gehouden, tot het tegendeel wordt bewezen.

 

Overtredersbegrip vanaf 31 mei 2023
Vanaf heden geldt voor zowel de bestuurlijke boete, de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom dat er moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor de beoordeling of iemand als overtreder kan worden aangemerkt. Daarmee zoekt de Afdeling meer aansluiting bij de wetsgeschiedenis.

Voor natuurlijke personen hanteert de Afdeling het aanvaardingsvereiste. Dit ziet op ‘het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de verdachte kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging’. Ook moet er sprake zijn van beschikkingsmacht. Denk daarbij aan een huurcontract tussen de verhuurder en de huurder, waarmee de verhuurder dus de beschikking heeft om de gedraging van de huurder te beëindigen.

We zien dus twee ontwikkelingen: de Afdeling hanteert vanaf nu de criteria van het aanvaardingsvereiste en beschikkingsmacht. Ook wordt er kritischer gekeken naar de bewijslast. Deze ontwikkelingen gelden ook voor rechtspersonen. Daarvoor hanteert de Afdeling ietwat andere criteria, maar de hoofdlijn is hetzelfde.

 

De uitspraak
In een van de uitspraken hadden toezichthouders toeristen in een woning aangetroffen. Het College legde aan de verhuurder een boete van EUR 20.500,00,- op wegens het verhuren van de woning aan toeristen (vakantieverhuur) zonder de vereiste vergunning. De verhuurder verklaarde dat hij sinds 2012 in het buitenland woont en een professioneel verhuurbedrijf heeft ingeschakeld om de woning voor hem te verhuren. Hij was in de veronderstelling dat de woning voor permanente bewoning verhuurd werd en niet voor vakantieverhuur. De zus van appellant haalde wekelijks de post op en merkte nooit iets bijzonders. Ook vond de verhuurder bijvoorbeeld geen advertentie van de woning op vakantieverhuurwebsites. De verhuurder was echt in de veronderstelling dat zijn woning niet werd bewoond.

Op basis hiervan heeft de Afdeling de verhuurder in het gelijk gesteld en heeft zij geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat appellant het onttrekken van de woonruimte door de huurder heeft aanvaard (het aanvaardingsvereiste). Het lag volgens de Afdeling op de weg van het College om te bewijzen dat het uitgeoefende toezicht door de verhuurder onvoldoende was.

 

Naar aanleiding  van deze uitspraak zullen pandeigenaren en verhuurders minder snel als overtreder kunnen worden aangemerkt. Heeft u hier een vraag over? Neem dan contact op!

 

Geschreven door Amy van Eijk

8-6-2023

 

[1] ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067; ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2071.

[2] ABRvS 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2969 r.o. 2.1.

Algemene voorwaarden

Kantoorklachtenregeling

Privacy Statement