Houd rekening met maximale planologische mogelijkheden bij akoestisch onderzoek

In onderhavige zaak stipt appellante met succes onjuistheden in een akoestisch rapport aan, dat ten grondslag lag aan een nieuw bestemmingsplan. Dat plan maakt onder andere de realisatie van een horecabedrijf met terras mogelijk. Onderhavige uitspraak laat goed zien dat een deskundig rapport niet altijd klopt. In dit artikel worden de geslaagde kritiekpunten besproken.

 

Wat was er aan de hand?
De raad van de gemeente Westerkwartier heeft een bestemmingsplan vastgesteld, welke de realisatie van een vrijstaande woning en een horecabedrijf met daarboven drie appartementen mogelijk maakt. Appellant in deze zaak woont aan de overkant, op 50 meter afstand. Zij maakt zich zorgen over overlast door de realisatie van het horecabedrijf met terras.[1]

Ter onderbouwing van dat bestemmingsplan heeft de gemeente een akoestisch rapport opgesteld. Bij een akoestisch onderzoek worden geluidsmetingen uitgevoerd en wordt getoetst of de beoogde activiteit in overeenstemming is met de wettelijke geluidsnormen en of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van bijvoorbeeld de nabij gelegen woningen. Goed om te weten is dat in dat rapport moet worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Met andere woorden: er moet van het ‘worst case-scenario’ worden uitgegaan gelet op de mogelijkheden van het plan. Die invulling moet wel representatief zijn.[2] Dat criterium stond in deze zaak centraal.

 

Beroep
Appellante betoogt dat er in het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van een snackbar die dagelijks van 10:00 tot 21:00 geopend is, terwijl de planregels ook veel “zwaardere” horeca toestaat. Waar een snackbar valt onder een horecabedrijf in categorie 1a, laat het plan ook horeca van categorie 1b of zelfs 1c toe. In het onderzoek had daarom moeten worden uitgegaan van een horecabedrijf in categorie 1c. Ook is het onderzoek volgens appellant gericht op een klein terras met +/- 45 zitplaatsen dat is geopend tot 21:00, terwijl het bestemmingsplan helemaal geen regels stelt over de omvang en sluitingstijden van het terras. Waar die begrenzing in het onderzoek vandaan komt is dus onduidelijk.

 

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)
De ABRvS begint met een uiteenzetting van de planregels. Daaruit blijkt dat is togestaan “een horecabedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in Bijlage 1 van de Staat van horeca-activiteiten”. Onder die categorie vallen volgens de bijlage horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend.

De Afdeling stelt vast dat er in de planregels een bepaling ontbreekt waarmee wordt vastgelegd wat de toegestane openingstijden van het in het plan bedoelde horecabedrijf is. Dat er volgens de bijlage bij het bestemmingsplan alleen een horecabedrijf is toegestaan dat “in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend”, maakt dat niet anders. De termen ‘in beginsel’ en ‘behoeven’ zijn onvoldoende rechtszeker. Met die bepaling kan de bedoelde snackbar in het geluidsonderzoek bijvoorbeeld ook nog s ’nachts geopend zijn. De Afdeling keek daarbij ook nog of de gemeente beleid heeft over openingstijden en terrassen van horecabedrijven die deze planregel wel kunnen beperken, maar dergelijk beleid was er niet.[3]

Ook de omvang en de plaats van het terras is niet geborgd in de planregels. Zodoende kan er een horecabedrijf dichtbij appellant worden gevestigd, zonder dat die korte afstand is meegenomen in het geluidsonderzoek.

Tot slot is er in het akoestisch onderzoek uitgegaan van een snackbar met categorie 1a, terwijl het plan ook categorie 1b en 1c mogelijk maakt. Daarmee is er in het akoestisch onderzoek niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.

Bovenstaande is reden voor de Afdeling om te oordelen dat het plan onzorgvuldig is voorbereid. Wel stelt de Afdeling met een bestuurlijke lus de gemeenteraad in de gelegenheid om het gebrek te herstellen: of de planregels moeten aansluiten op het akoestisch rapport, of er moet een nieuw akoestisch onderzoek komen.

 

Conclusie
Samenvattend kan uit deze zaak een aantal lessen worden gehaald. Ten eerste is van belang om te controleren of de openings- en sluitingstijden nauwkeurig beschreven staan. Begrippen zoals “in beginsel” of andere aannames kunnen op onzorgvuldigheid duiden. Ook is het goed om altijd te controleren of wel is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Daarbij kan worden gedacht aan de categorie horeca (lichte of zware horeca). Eveneens moet worden beoordeeld of het plan wel genoeg grenzen stelt, zoals de soorten horeca en planologische grenzen (in dit geval de locatie van een terras).

 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Wij denken graag met u mee!

Geschreven door Amy van Eijk
2 juni 2025

 

[1] ABRvS, 7 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2066.

[2] ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2117, r.o. 6.3.

[3] NB. Als dit wel zou bestaan, zou dit er niet direct toe leiden dat de planregels wel voldoende zeker zijn. Beleid kan immers weer worden aangepast, waar een bestemmingsplan dat niet zonder procedure kan. In het bestemmingsplan verwijzen naar beleid kan zodoende ook in strijd zijn met de rechtszekerheid.

Algemene voorwaarden

Kantoorklachtenregeling

Privacy Statement